Inspectie JenV: ‘Verantwoord vertrek’ van vreemdelingen is complex en gebaat bij meer uniformiteit
Het werk van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) om vreemdelingen te laten terugkeren is complex en niet eenvoudig te realiseren, omdat terugkeer haaks staat op het belang van vreemdelingen om in Nederland te mogen blijven. Als dat niet kan en op vreemdelingen een vertrekplicht rust, zijn regievoerders van de DT&V sterk afhankelijk van de samenwerking met vreemdelingen. Juist daarom is het van belang dat de medewerkers van de DT&V voldoende zijn toegerust voor hun taak en dat zij waar mogelijk rekening houden met de vertrekwensen van asielzoekers.
Dit schrijft de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) in het rapport ‘Verantwoord Vertrek’, dat staatssecretaris van der Burg van Justitie en Veiligheid op 11 november 2022 met zijn beleidsreactie aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. De Inspectie JenV stelt vast dat de meeste regievoerders vreemdelingen de ruimte geven om hun vertrekwensen te onderzoeken. Wel constateert de Inspectie dat er over het algemeen twee categorieën regievoerders zijn die verschillend te werk gaan, wat er toe kan leiden dat signalen van vreemdelingen worden gemist. Daarom doet de Inspectie een aantal aanbevelingen voor een meer uniforme werkwijze. Ook ziet de Inspectie kansen om de meerwaarde van lokale ketensamenwerking bij het terugkeerproces te versterken.
Ewald Riks, waarnemend algemeen directeur DT&V: “We herkennen de complexiteit en de afhankelijkheden die de Inspectie in het onderzoeksrapport beschrijft. Het werkveld van DT&V is complex en omgeven met emotie. Onze regievoerders hebben hier dagelijks mee te maken: zowel in gesprek met vreemdelingen, als bij alle zaken daaromheen. Zij wegen in elke zaak af wat er nodig is en bouwen aan relaties om te komen tot vindingrijke oplossingen bij op het eerste gezicht tegengestelde belangen. In de Stand van de Uitvoering 2022 benoemden we eerder dit jaar onze dilemma’s en knelpunten in de uitvoering. De afgelopen jaren hebben we veel geïnvesteerd in de interne ontwikkeling van onze organisatie. Daarbij hebben we ook de gespreksmethodiek ‘Werken in een gedwongen kader’ geïntroduceerd. Het verder verbeteren van het terugkeerproces blijft een continu aandachtspunt en de aanbevelingen van de Inspectie gaan we daar zeker bij benutten.”
Complex werkveld
De Inspectie constateert deze complexiteit ook en wijst er bovendien op dat de middelen van regievoerders beperkt zijn. Zo stelt de Inspectie vast dat regievoerders weinig tijd hebben om vrijwillig of gedwongen vertrek uit een asielzoekerscentrum (azc) te realiseren en dat de hulp die DT&V kan bieden niet altijd aansluit bij de wensen van vreemdelingen. De Inspectie stelt verder vast dat vreemdelingen die in een azc verblijven weinig tot geen vertrekwensen naar voren brengen in de vertrekgesprekken. De Inspectie wijst juist daarom op het belang van een actieve en onderzoekende houding van regievoerders.
Daarbij signaleert de Inspectie een aantal afhankelijkheden, zoals de medewerking van vreemdelingen en van autoriteiten in het land van herkomst. Ook wijst de Inspectie op het feit dat voor sommige landen een negatieve coronatest is vereist, voordat vreemdelingen bij terugkeer wordt geaccepteerd. Zij mogen een coronatest echter weigeren, waardoor gedwongen terugkeer dan niet kan worden gerealiseerd. Op dit punt heeft het kabinet eerder besloten om met een wetsvoorstel te komen dat het mogelijk maakt om vreemdelingen die een coronatest weigeren, in het uiterste geval te kunnen dwingen.
Regievoerders nemen vertrekwensen serieus, maar er zijn verschillen in werkwijze
De Inspectie stelt vast dat de meeste regievoerders vreemdelingen de ruimte geven om hun vertrekwensen te onderzoeken. Daarbij signaleert de Inspectie wel dat er over het algemeen twee categorieën regievoerders zijn met een verschillende benadering. De Inspectie typeert dat verschil als een open houding ten aanzien van de vreemdeling en het investeren in het opbouwen van een vertrouwensband versus een meer procesmatige benadering. Dit heeft gevolgen voor het voeren van de vertrekgesprekken, de vertrekstrategieën en inhoudelijke afwegingen bij de toetsinsgmomenten. Hoewel de Inspectie erop wijst dat verschillen in stijl nuttig kunnen zijn voor het leveren van maatwerk, kan dit er in sommige gevallen toe leiden dat signalen van vreemdelingen worden gemist en dat hun belangen worden geschaad.
Verder signaleert de Inspectie verschillen in de mate waarin regievoerders gebruik maken van de beschikbare terugkeerondersteuning door NGO’s en de DT&V zelf. Op deze punten doet de Inspectie aanbevelingen aan DT&V om een meer uniforme werkwijze van regievoerders te bewerkstelligen, een actieve houding te stimuleren door in te zetten op (vervolg)opleidingen en zorg te dragen voor het eenduidig vastleggen van alle relevante informatie in het vertrekplan. DT&V gaat met deze aanbevelingen verder aan de slag.
Versterken ketensamenwerking
In het Lokale Keten Overleg (LKO) werken DT&V, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), de afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) samen aan de vertrekstrategieën voor individuele vreemdelingen. De Inspectie concludeert dat de samenwerking in het LKO goed is. Wel doet de Inspectie de aanbeveling aan DT&V, COA, AVIM en de IND om in het LKO meer discussie en tegenspraak te organiseren om de zorgvuldige aanpak van casussen van vreemdelingen te versterken.
Zie ook: