Inbewaringstelling
Uitgeprocedeerde vreemdelingen kunnen ervoor kiezen niet mee te werken aan terugkeer naar het land van herkomst of overdracht aan een ander Dublinland. Het LKO kan dan besluiten het gedwongen traject op te starten en de vreemdeling in bewaring te laten stellen, als uiterste middel om de vreemdeling beschikbaar te houden voor vertrek.
Toetsing
De Uitvoerend Ambtenaar (UA) van de DT&V beziet de mogelijkheden voor een bewaringsmaatregel ter fine van uitzetting op grond van artikel 59 of artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Voor het opleggen van bewaring heeft de UA informatie uit het LKO nodig, die de regievoerder geeft in de vorm van een unaniem voorstel. In het voorstel staan de vertrekstrategie, de verslagen van de vertrekgesprekken en zowel persoonlijke als medische bijzonderheden. De UA toetst of inbewaringstelling mogelijk is en koppelt de bevindingen en de gemaakte afwegingen terug aan de regievoerder, waarna een datum voor inbewaringstelling wordt gepland.
Ook aan een gezin met minderjarige kinderen of een alleenstaande minderjarige vreemdeling kan een maatregel tot vreemdelingenbewaring op worden gelegd. Hierbij gelden nog zwaardere motiveringseisen dan voor volwassen vreemdelingen. Bij minderjarigen wordt een verzwaarde belangenafweging gemaakt.
Uitvoering
In eerste aanleg zal de UA van de DT&V benaderd worden voor het uitvoeren van een inbewaringstelling. Mocht de UA dit door omstandigheden niet tijdig kunnen oppakken, dan kan AVIM via het LKO gevraagd worden om een inbewaringstelling te realiseren.
Na inbewaringstelling wordt de vreemdeling geplaatst in een detentiecentrum. Gezinnen met minderjarige kinderen en amv die in bewaring worden gesteld, verblijven in de gesloten gezinsvoorziening.
Indien de vreemdeling een verblijfsaanvraag (regulier/asiel) doet, kan de UA de opgelegde maatregel opheffen en een nieuwe maatregel opleggen. Na afwijzing van de aanvraag kan de UA of KMar dit herhalen.
Duur
De vreemdelingenbewaring duurt in in beginsel maximaal zes maanden en kan indien nodig worden verlengd. De regievoerder moet steeds aangeven welke stappen hij neemt bij het werken aan vertrek van de vreemdeling. Na 180 dagen vrijheidsontneming moet sowieso, ongeacht de grondslag van de vrijheidsontneming, een verzwaarde belangenafweging worden gemaakt. Na zes maanden vreemdelingenbewaring op grond van artikel 59 kan de maatregel met nog eens maximaal twaalf maanden worden verlengd. Dit kan alleen als er nog zwaarwegende redenen zijn de bewaring voort te laten duren. De regievoerder geeft deze redenen aan in een verlengingsbesluit.
De bewaringsduur voor gezinnen met minderjarige kinderen is in principe maximaal veertien dagen. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen kunnen in beginsel maximaal vier weken in bewaring worden gesteld. Onder strikte voorwaarden kan de bewaring langer duren.